Woensdagavond 20 augustus: In Utrecht staat een deel van de groep “Bike4brains” fietsers klaar met hun racefiets, ingepakt in bubbelplastic en dekens. We kennen elkaar allemaal nog niet zo goed, het enige wat ons bindt is het gezamenlijke doel: een berg op fietsen om geld op te halen om patiënten met Niet Aangeboren Hersenletsel te ondersteunen om hun leven na intensieve revalidatie weer vorm te geven, contact te hebben met elkaar en weer te kunnen sporten.
Drie deelnemers zijn een week eerder al op de racefiets vertrokken vanuit Utrecht om de tussenliggende 1200 km fietsend af te leggen.
Wij laten ons de nacht in rijden in een zeer comfortabele touringcar.
Donderdag 21 augustus, vroeg in de ochtend; heel ontspannen slaap je niet in zo’n bus, dus ’s ochtends vroeg zie ik hoe we de grens van Italië naderen en vervolgens langs het Como meer rijden en door allerlei plaatsen verder afdalen naar het zuiden. Uiteindelijk staan we om 14 uur op het dorpsplein van Bormio, waar onze bus alles blokkeert bij het uitladen.
Er is een regenbui voorspeld om 16 uur, dus er is bedacht om alvast een klein tochtje te fietsen in de buurt, om te wennen aan het gebied.
Een klein uur na aankomst staan we klaar in racetenue bij het hotel.
We gaan de Torri de Fraele beklimmen, men zegt me dat het een soort mini-Stelvio is, ook allemaal haarspeldbochten en van vergelijkbaar stijgingspercentage.
Al vrij snel klimt de weg omhoog en zit ik inderdaad flink te hijgen op mijn fiets, op zoek naar mijn eigen tempo. Het is mooi hoe snel je al op hoogte bent, boven bomen uitkomt en weids uitzicht hebt. Alhoewel…. het uitzicht verandert in rap tempo in witte wolken mist. En in de verte horen we al wat gerommel van mogelijk onweer. Als ik boven aankom bij de anderen is er eigenlijk geen tijd om te genieten, want het begint te regenen en het gerommel zwelt aan. Als een malle moeten we dezelfde weg weer naar beneden. Dat is niet makkelijk: handen continu aan de remmen, oppassen voor alle gaten in het asfalt, wind die me steeds verder afkoelt en waardoor ik moeite heb om kracht te zetten met mijn handen.
Ik ben blij als we het kruispunt in Bormio oprollen en mijn handen kunnen ontspannen. Nu snel een warme douche in het hotel.
Vrijdag 22 augustus doe ik niks. Er zijn veel medefietsers die een tocht gaan rijden in het prachtige gebied, want “we zijn er nu toch”. Ik durf niet goed, bang dat ik mijn beenspieren onnodig vermoei. En ik moét zaterdag op de top van die Stevio aankomen!
De drie fietsers uit Utrecht hebben pech: ze staan aan de andere kant van de berg en waren van plan om vanuit die andere kant óver de berg naar Bormio te komen fietsen. De Stelvio pas is echter al een paar dagen dicht, vanwege modderstromen eerder die week. Ze moeten óm de Stelvio heen om in Bormio aan te komen, flink wat extra kilometers. Maar als ze ’s middags aankomen worden ze als helden onthaald.
Zaterdag 23 augustus, dé dag. Mijn kamergenote (1 van die drie uit Utrecht) heeft om 6 uur haar wekker gezet om nog een mooi klimmetje te doen vóór de Stelvio. Gekte! Ik probeer nog wat te rusten, maar de zenuwen in mijn lijf worden met de minuut sterker.
Als we aan het ontbijt zitten komt mijn kamergenote terug; ze heeft genoten van de Torri de Fraele!
Ze vraagt me of ik er zin in heb en ik weet het niet goed. Enerzijds wel veel zin, laat het nu maar komen. Al maanden staat die berg voor me en ik moet er iets mee. Ik ben nieuwsgierig of ik het kan. Anderzijds ook doodbang; kan ik het verdragen om 2-3 uur lang pijn in mijn benen te hebben, te moeten happen naar lucht. En wat als ik stop; kom ik dan weer op de fiets?
Dan zegt ze; “joh, jij kán dit gewoon! Je moet eens weten hoeveel pijn ik heb in mijn benen, maar het lukt op 1 of andere manier gewoon, geloof me! En moet je eens kijken wat een prachtige blauwe lucht, het is hier zo mooi! Ga genieten.”
Ja denk ik. Ik ga genieten. Punt!
De Stelvio pas gaat om 12 uur open, de modder is opgeruimd.
Om 11:30 uur staan we allemaal klaar bij het startpunt in Bormio. Iedereen in een roze shirt, de kleur van La Gazzetta dello Sport, vijftig mannen en vrouwen van allerlei maten en fitheid. Het Italiaanse volkslied speelt, het voelt allemaal als een film en door alle adrenaline schiet mijn hartslag omhoog. Shit, daar gaat mijn plan om hartslag laag te houden, om niet te verzuren.
En dan volgt het startsein; voorin de groep sprint een aantal fietsers al weg. Ik niet! Het enige wat ik weet is dat er veertig bochten gaan komen en dat ik 3 uur onderweg ga zijn. “Eigen tempo vinden, hartslag omlaag” is het enige wat ik probeer te denken.
In het begin is het wat lastig om mijn eigen tempo te vinden, iedereen om me heen is zoekende, waarbij sommigen nét te langzaam gaan en anderen heel dicht achter me blijven hangen. De zon is warm, motorrijders die ook blij zijn dat ze de berg op mogen scheuren om ons heen, hier en daar staan plukjes mensen te juichen en af en toe rijdt de organisatie voorbij en roepen ze aanmoedigingen vanuit de auto.
Na een paar kilometer rij ik alleen en dat bevalt me wel. Een gestaag tempo, hartslag inmiddels weer wat omlaag, ademhaling steady en blik op de weg.
Onderweg zijn er wat tunnels. Achteraf hoorde ik dat er stoplichten zijn bij sommige tunnels, maar ik ben zo gefocust op het asfalt dat ik geen stoplicht zie. Als een diesel stamp ik door. Eénmaal alle tunnels gehad kan ik de berg wat beter zien, inclusief alle haarspeldbochten naar boven. Haarspeldbochten zijn fijn merkt ik; als een soort kort moment waar je heel even geen druk meer hebt op de benen, kort kunt bijkomen om daarna aan de volgende stijging te beginnen.
Na een uur klimmen krijg ik vanuit de zijlijn een gepelde banaan in mijn handen gedrukt door een enthousiaste vrijwilliger en hoor ik dat ik het “supergoed” goed doe. “Nog een klein stukje klimmen en dan wordt het wat makkelijker”.
Ineens valt me een bordje op waarop staat “tornanti 24”! Hee, dan heb ik al een heleboel tornanti gehad denk ik tevreden. En de pijn in mijn benen valt eigenlijk heel erg mee, gewoon hard werken, maar verder goed te doen!
Weer wat verderop een behoorlijk steil stukje. “Hier beter niet stoppen, dan kom ik nooit meer opgestart” denk ik. De benen voelen nu zwaar en de ademhaling wordt intenser, mijn hersenen bedenken dat ik wil stoppen bij het volgende stukje vangrail. Als ik daar inderdaad even afstap voel ik mijn benen trillen. Ik prop eten naar binnen en wat slokken drinken. Om me heen is het prachtig; geen bomen meer, alleen maar rots en gras.
Nog een stukje en dan komt het plateau. Ik ga weer verder, wonderbaarlijk genoeg lukt het prima op weer op gang te komen. Fietsers die naar beneden rijden roepen “allez allez” en ik moet er van glimlachen. Een soort verbondenheid, zij hebben dit gevecht ook gevoerd!
Opeens is daar het plateau; een uitgestrekte, groene vlakte omgeven door bergtoppen waar 1 asfaltweg doorheen slingert. Ik hoor koeien met klingklong bellen en in de verte gillen marmotten. Ik haak aan bij een klein groepje en samen rijden we langs een oorlogsmonument waar we drinken en banaan krijgen.
En weer door. De drie of vier procent die we nu fietsen voelt als rijden op een vlakke weg, wat gek is dat toch! Het groepje rijdt me net te langzaam en ik voel me opgesloten tussen fietsers en vangrail dus ik rij eruit weg. Steady rijden lukt me goed.
Op mijn Garmin scherm zie ik echter het hoogteprofiel van de berg en er komt nog een donkerrood stuk. De overheersende gedachte wordt nu “spaar je energie Maggie, het ergste moet nog komen”. Dus ik blijf rustig fietsen en het gaat goed. Ik zie de top van de Stelvio al schuin voor me. Ik schat in dat er nog 3 of 4 bochten komen. Het is koud.
En dan ineens uit het niets zit ik op het donkerrode stuk! Okee ja, het is wel steil, maar het is slechts 100-200 meter ofzo! Wat heb ik hier bang voor zitten zijn?! Nog een paar trappen en ik ben er denk ik. Alles wat ik nog in me heb trap ik eruit om vervolgens zwaar hijgend op de top aan te komen. Tweehonderd meter is dan toch best wel veel! Zodra ik bij de top ben en mijn benen stoppen met krachtzetten is alle snelheid direct weg en val ik bijna om. Maar damn…….IK BEN ER!!!!! De klok zegt dat ik er 2:36 uur over heb gedaan.
Boven op de berg is het druk met fietsers, motorrijders, eettenten, souvenirshops. En het is er koud! Snel trek ik thermoshirts aan, lange mouwen, lange pijpen, handschoenen, hoofdband om, overschoenen. Ik maak nog wat foto’s en ga dan samen met een andere renner naar beneden. Hij zegt: ”ik ga niet zo snel hoor”, en dat vind ik alleen maar heel prettig! We laten ons wegrollen uit het kale, rotsachtige gebied, we slingeren terug naar het plateau. Het is even wennen om nauwelijks te hoeven trappen en zoveel snelheid op te bouwen. Lichtjes trappend schieten we langs de klingklong koeien, langs het oorlogsmonument, verder tot waar het bochtenwerk weer begint. De snelheid loopt snel op tijdens de rechte stukken, waarna ik flink in de remmen moet om de bocht beheerst door te komen. Het lijkt wel schommelen; vaart maken tot het punt waar je van richting verandert om daarna weer vaart te maken. Intussen scheuren de motoren nog steeds naar boven, het verkeer achter me haalt me niet in.
Het is prachtig wat ik voor me zie; de weg die naar boven kronkelt vanuit het dal, tientallen bochten. Ik zie het stuk waar ik gestopt was bij een stukje vangrail en begrijp nu waarom mijn benen daar vermoeid waren, het is werkelijk flink steil daar. Ik word er een beetje emotioneel van om te zien waar ik vandaan ben gekomen en het besef van wat ik heb gedaan begint door te dringen. “Ik wil hier even stoppen” schreeuw ik naar mijn afdalingsbuddy die een meter of dertig voor me rijdt. Hij wil dat ook. Samen staan we in stilte te kijken naar de diepte van het dal.
We koelen echter ook snel af en gaan daarom weer verder. Al “allez allez-end” probeer ik andere fietsers die naar boven gaan aan te moedigen.
Ik herken de bochten waar ik het zwaar had, de onregelmatige plekken in het asfalt, de plek waar de modderstroom moet zijn geweest, de tunnels. Het is jammer als we de bomen weer bereiken, het uitzicht verdwijnt en als we uiteindelijk weer bij de allereerste bocht aankomen. Ik zie nu pas dat ook bij de eerste bocht al een bord met bochtnummer staat. En dan zijn weer in Bormio waar de zon schijnt en niemand weet van mijn gevecht met de berg.
Wat een geweldige klim was het!
Twee uur later horen we bij de borrel dat we 47.662 euro hebben opgehaald. Het geld wordt door “Bike4Brains” toegekend aan 3 projecten voor jongeren en volwassenen met Niet-Aangeboren Hersenletsel; Het “Jelle van Gorkum Trainingscentrum”, het digitale initiatief “Connect me now“ en het “Erik Scherder Huis”. Dat geeft deze fantastische dag een extra glans.
Iedereen die me op enige manier heeft gesteund tijdens de aanloop naar de Stelvio; enorm bedankt!
Maggie van Schaik